Deze woorden uitspreken is niets. Maar deze woorden menen is alles. Als je ze maar één moment kon menen, dan zou voor jou geen verdriet meer mogelijk zijn, in welke vorm, en waar of wanneer dan ook. De Hemel zou weer geheel tot het volle bewustzijn zijn gebracht, de Godsherinnering totaal hervonden, en de opstanding van heel de schepping volledig zijn beseft.
Niemand kan deze woorden menen en niet genezen zijn. Hij kan niet met dromen spelen, noch denken dat hij zelf een droom is. Hij kan geen hel maken en denken dat die werkelijkheid is. Hij wil de vrede van God en die wordt hem gegeven. Want dat is al wat hij verlangt en al wat hij ontvangen zal. Velen hebben deze woorden uitgesproken. Slechts weinigen hebben ze gemeend. Je hoeft maar naar de wereld om je heen te kijken om te weten hoe uiterst weinig het er zijn. De wereld zou een totaal andere zijn, als er maar twee het erover eens waren dat deze woorden het enige uitdrukken wat ze verlangen.
Laten we vandaag onze oefening wijden aan het inzicht dat we de woorden die we zeggen werkelijk menen. We verlangen de vrede van God. Dit is geen ijdele wens. Deze woorden vragen niet om nog een droom. Ze vragen niet om een compromis en proberen evenmin een nieuw handeltje te sluiten in de hoop dat er misschien toch één is dat slagen kan waar heel de rest heeft gefaald. Deze woorden menen erkent dat illusies vergeefs zijn, en vraagt om het eeuwige in plaats van wisselende dromen die telkens iets anders lijken te bieden, maar één zijn in hun inhoud: niets.
Wijd vandaag je oefenperioden aan een zorgvuldig doorzoeken van je denkgeest, om de dromen te vinden die je nog steeds koestert. Waar vraag jij in je hart om? Vergeet de woorden die jij gebruikt om je verzoeken te doen. Let alleen op wat jij gelooft dat jou troost zal verschaffen en geluk zal brengen. Maar verlies niet de moed vanwege hardnekkige illusies, want hun vorm doet er nu niet toe. Laat sommige dromen niet méér acceptabel zijn, terwijl je schaamte en geheimhouding reserveert voor andere. Ze zijn een en hetzelfde. En omdat ze een en hetzelfde zijn, zou één vraag aan alle dromen moeten worden gesteld: ‘Is dit wat ik hebben wil, in plaats van de Hemel en de vrede van God?’
Niemand die werkelijk de vrede van God zoekt, kan haar mislopen. Want hij vraagt er slechts om dat hij zichzelf niet langer misleidt door zichzelf te onthouden wat Gods Wil is. Wie kan onvoldaan blijven als hij vraagt om wat hij al heeft? Wie zou onbeantwoord kunnen blijven als hij om een antwoord vraagt dat hem ter beschikking staat om te geven? Gods vrede is van jou.
Voor jou werd vrede geschapen, jou gegeven door de Schepper van vrede en gegrondvest als Zijn eigen eeuwige gave. Hoe kun jij falen wanneer je alleen vraagt om wat Hij voor jou wil? En hoe zou jouw verzoek alleen tot jou kunnen zijn beperkt? Geen gave van God kan ongedeeld blijven. Juist in deze eigenschap onderscheiden de gaven van God zich van iedere droom die ooit de plaats van de waarheid leek in te nemen.
Niemand kan verliezen en iedereen moet winnen, telkens wanneer enige gave van God door iemand gevraagd en ontvangen is. God geeft alleen om te verenigen. Wegnemen is voor Hem zonder betekenis. En wanneer dit voor jou evenzeer het geval is, kun je er zeker van zijn dat je één Wil deelt met Hem, en Hij met jou. En jij zult ook weten dat jij één Wil deelt met al jouw broeders, wier intentie de jouwe is.
Juist deze ene intentie zoeken wij vandaag, terwijl we onze verlangens verenigen met de nood van ieder hart, de roep van elke denkgeest, de hoop die achter wanhoop schuilgaat, de liefde die de aanval poogt te verbergen, de broederschap die de haat heeft trachten te verbreken, maar die nog steeds blijft zoals God die geschapen heeft. Kunnen we, met een dergelijke Hulp naast ons, vandaag falen wanneer we vragen dat de vrede van God ons gegeven wordt?
Copyright: Ank Hermes, Een Cursus in Wonderen
Create your
podcast in
minutes
It is Free